|
|
|
100 jaar kettingkasten van De Woerd |
100 jaar geleden
werd in Barneveld de kettingkastenfabriek De Woerd opgericht. Het scheelde maar een paar jaar of De Woerd had dit
jubileum ook nog echt kunnen vieren. Drie generaties stonden achtereenvolgens aan de leiding van het bedrijf van
oprichter Willem van der Woerd, dat van de mannetjeseend zijn merk maakte. Maar mannelijk gedomineerd was De Woerd
allerminst - op de eerste paar jaar na was altijd een vrouw de baas.
De fabricage van kettingkasten begon in Nederland in de jaren 10 van de
twintigste eeuw. Voor die tijd kwamen de kettingkasten uit het buitenland en werden ze van plaatstaal, leer
of celluloid gemaakt. Plaatstalen oliebadkettingkasten waren duur en voorbehouden aan de luxe modellen. In
de lagere prijsklasse hadden herenfietsen meestal helemaal geen kettingkast en damesfietsen een kettingkast
van het kwetsbare celluloid of van leer. In de loop van de jaren 10 werd het celluloid verdrongen door
leer en later kwamen hiervoor kettingkasten van geïmpregneerd zeildoek (moleskin) in de plaats. De gesloten
kettingkast ontwikkelde zich in Nederland tot een standaardaccessoire voor elke fiets. Samen met de stijgende
verkoop van fietsen in het algemeen en ook de importbelemmeringen tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstond zo
vanaf de jaren 10 een nieuwe markt.
Voor het maken van een kettingkast van leer of zeildoek moet zowel metaal
worden bewerkt om het binnenwerk te fabriceren, als ook de bespanning worden geknipt en genaaid. Deze
combinatie van twee soorten bewerkingen is terug te zien in de afkomst van de fabrikanten van kettingkasten.
De meeste kwamen uit de lederwarenindustrie, b.v. Sihero (Simon Heymans, Rotterdam, opgericht 1912), Elly
(Lederwaren- en Kettingkastenfabriek NV, Eibergen, opgericht 1921), AMZ (A. Muller
& Zn., Rotterdam, opgericht 1915) of Hesling (Ulft, opgericht 1936). Ze produceerden vaak ook jasbeschermers,
tassen, handwarmers enz. Ook enkele zadelfabrikanten maakten kettingkasten als bijartikel. Kettingkastfabrikant
Enitor was daarentegen opgericht door een zoon van de oprichter van de Phoenix-rijwielfabriek en kwam dus uit de
metaalindustrie. Roelewiel uit Woudenberg was eveneens een metaalbewerkingsbedrijf en was dan ook meer bekend om
zijn metalen kettingschermen en andere pure metaalproducten. Maar in het begin waren kettingkasten ook voor
Roelewiel een belangrijk product.
|
Kettingkasten waren in de begintijd een belangrijk product van de
"Standaard"-fabriek
van Roelofsen & Van der Wiel
|
Het begin
Willem van der Woerd, in 1896 in Barneveld geboren, kwam uit
de leerbewerking. Zijn vader Gijsbert was schoenmaker en opende in 1889 aan de Langstraat 26 in Barneveld
een eigen winkel die anno 2019 nog steeds als schoenenwinkel in handen van de familie Van der Woerd is. In de
winkel kwamen eind jaren 10 ook weleens klanten die een leren kettingkast gemaakt wilden hebben. Willem en
zijn jongere broer Gijsbert (Jr.) pakten dat op en gaandeweg begonnen ze onder de firma Gebr. van der Woerd
ook zelf van ingekochte materialen kettingkasten te maken.
In een oude smederij aan het Eerste Achterdorp in Barneveld vond het jonge bedrijf
in 1919 zijn eerste onderkomen. Maar niet lang daarna gingen Willem en zijn broer zakelijk uit elkaar. Op
19 oktober 1919 vond de officiële oprichting van de firma W. van der Woerd plaats maar volgens de
overlevering werkte Willem de facto al sinds het voorjaar van 1919 alleen. Er waren wel al een aantal werknemers
in dienst, waaronder jonge jongens van twaalf of dertien jaar.
Toen Willem in augustus 1919 een leidinggevende nodig had vroeg hij de boerenzoon
Hendrik Vaarkamp, met wie hij op school had gezeten en samen tijdens de mobilisatie van 1914-1918 zijn
dienstplicht had vervuld. Vaarkamp werd uiteindelijk bedrijfsleider en zou zijn leven lang bij De Woerd
blijven.
|
Oprichter
Willem van der Woerd (4de van rechts met lange stofjas) met zijn eerste medewerkers.
Naast hem in het midden van de foto Hendrik Vaarkamp (foto: familie Looijen-van der Woerd)
|
Eind 1919 kocht
Van der Woerd voor ƒ 2.100 een stuk grond van 4.500 m² aan de Stationsweg buiten Barneveld, vlakbij het
voormalige station Barneveld-Voorthuizen, omdat hij niet in de gehuurde ruimte in het centrum van Barneveld kon
blijven. Daar liet hij een eenvoudig woonhuis bouwen en een goedkoop fabrieksgebouw in de vorm van een houten
barak met een beperkt machinepark. Er werd in de begintijd dan ook veel handmatig gedaan. Van der Woerd
financierde zijn huis en de fabriek in hoofdzaak met een hypotheeklening van ƒ 3.500 /1/. De verhuizing
vond in 1920 plaats en op 18 mei 1920 trouwde hij met Johanna Moll.
|
Een kijkje in
de fabriek van De Woerd in 1931. Boven: het eerste fabrieksgebouw aan de Stationsweg
bestond uit een houten barak, een standaardtype zoals dat onder andere veel door het leger werd gebruikt.
Onder: In het naaiatelier werkten veel jonge jongens. (De Rijwiel-, Motor- en Autohandel, 2 april 1931)
|
|
De zaak ontwikkelde zich goed. Om de slappe
wintertijd te overbruggen werden in die maanden onder andere handwarmers voor aan het fietsstuur gefabriceerd. Ook
werd de productie van jasbeschermers ter hand genomen. Maar toen sloeg het noodlot toe: In 1922 werd Willem van der
Woerd ziek en korte tijd daarna overleed hij op 26-jarige leeftijd. Hij liet zijn 29-jarige vrouw Johanna en zijn
zoontje Gijsbert (Bert) van anderhalf jaar achter. Dertien dagen na het overlijden van Willem beviel Jo van een
dochter die de namen van beide ouders meekreeg: Willemine Johanna van der Woerd.
Johanna van der Woerd-Moll besloot, ondersteund door bedrijfsleider Vaarkamp,
de zaak met zijn inmiddels 21 werknemers voort te zetten. Haar dochter Willemine herinnerde zich later:
"Mijn moeder nam de zaak over uit een gevoel van verantwoordelijkheid jegens het personeel en haar zoon.
Zij zag het ondernemerschap zoals het in de bijbel staat beschreven als een rentmeesterschap. Zij wist hoe
haar man hun zoontje als baby op de schouders zette en met hem door de werkplaats wandelde onder de uitroep:
'Hier is de kleine kettingkastenfabrikant'". /2/
Over de jaren 30 zijn niet veel bijzonderheden bekend. Met zuinigheid en
vlijt doorstond De Woerd de crisisjaren relatief goed, al was een verkoopprijs van 34 cent voor een kettingkast
in 1934 geen vetpot. Er was voldoende financiële speelruimte dat Johanna van der Woerd-Moll in 1937 naast de
fabriek een groot nieuw woonhuis voor zich en haar kinderen kon laten bouwen omdat het eerste huis uit 1920
te slecht werd.
|
|
Deze luchtfoto van omstreeks 1940 geeft het resultaat van de
ontwikkeling van De Woerd in de jaren 30
goed weer (bron: Gemeentearchief Barneveld)
Al vroeg in de oorlog kregen kettingkastfabrikanten te
maken met materiaalgebrek, waarschijnlijk mede
door de grote vraag in verband met de hoge fietsproductie in dat jaar (De Nederlandsche Rijwielhandel,
22"november 1940)
|
Toen kwam de oorlog. Johanna van der Woerd-Moll
hielp in die jaren joodse onderduikers aan een adres, nam zelf onderduikers op en ondersteunde actief het verzet.
Haar dochter Willemine vertelde in 1973: "In de grote voorraadloods lag nog heel wat karton. Daarvan werd
een schuilplaats gebouwd. Deze diende voor onderduikers zoals Engelse piloten en ondergrondse werkers die
werden gezocht. Een geheime ingang gaf toegang tot deze schuilplaats. En het is altijd goed gegaan. De fabriek
was toen een wijkplaats voor vervolgden en onderdrukten, een actieve cel voor onze bevrijding." /3/
Ook werden in de fabriek speciale fietstassen met geheime vakken gemaakt, die door de koeriersters van het verzet
bij hun gevaarlijke werk werden gebruikt. /4/ Na de oorlog ontving Johanna van der Woerd-Moll uit handen van
Prins Bernhard een Bronzen Leeuw als onderscheiding voor haar moed in de oorlog.
|
|
In 1950 hertrouwde Johanna Moll
met J. van der Linden. Inmiddels was ook haar zoon Bert in het bedrijf werkzaam en werd hij rond die tijd
in de directie opgenomen. Ook dochter Willemine werkte toen in het bedrijf op kantoor. Zij trouwde in 1952 met
Arnold Looijen, directeur van een veevoederfabriek. Bert van der Woerd was dus sinds zijn geboorte de
gedoodverfde nieuwe directeur van De Woerd maar bleek daar uiteindelijk toch niet voor te voelen. "Hij
was een natuurmens en wilde emigreren naar Canada, wat hij ook heeft gedaan. Ik wilde wel in de zaak,"
vertelde zijn zus Willemine in 1996, hoewel ze dat aanvankelijk als een voorlopige oplossing zag. /2/ en /5/.
Zo werd Willemine Looijen-van der Woerd in 1956 directeur van De Woerd. Bovendien
werd het bedrijf per 1 januari 1956 omgezet in een NV. En als derde belangrijke gebeurtenis nam De Woerd
in dat jaar een grote concurrent over: de AZ-kettingkastenfabriek van G. den Hertog in Mijdrecht, opgericht
in 1915. Willemine Looijen hierover: "Zoals met bijna alle overnames en fusies is dit geen optelsommetje
geworden, maar we hadden wél een concurrent minder.".
Op het hoogtepunt, in de jaren net voor en na de oorlog, telde Nederland zo'n
dertien of veertien kettingkastfabrieken. Midden jaren zeventig waren daarvan nog maar drie over: Hesling,
Enitor en De Woerd. De kettingkastfabrieken verkochten zeker de helft van hun kettingkasten aan de fietsfabrieken
voor eerste montage, de rest ging via de handel naar de vervangingsmarkt. Daarmee waren de fabrikanten van
kettingkasten afhankelijk van de fietsproducenten en aan dezelfde prijsdruk onderworpen die in de jaren vijftig
tot zeventig tot massaproductie en concentratie leidde.
Verbeteringen aan
kettingkasten
We maken een sprong terug naar de jaren 30. Kettingkasten waren
in die tijd een weinig onderscheidend product: Een ovale metalen rand - de zogenaamde beugel - werd met klemmen
aan het fietsframe bevestigd en met moleskin bespannen. Aan de onderkant zaten aan weerskanten schoenhaken
zodat de bespanning met een touwtje dichtgeknoopt kon worden - de bekende veterkettingkast. Juist aan die
vetersluiting kleefden een aantal nadelen: het openen en sluiten ging niet snel, het doek bleef door rek in de
veter niet op spanning, de spanning was niet altijd mooi gelijkmatig, zeker als er enkele haken uitscheurden, en
de haken konden verbuigen (open of juist dicht).
Pogingen om een beter systeem hiervoor te bedenken waren er in Engeland al vóór
1900 maar werden geen succes. In 1939 kwam AZ uit Mijdrecht als eerste in Nederland met een alternatief voor de
vetersluiting. In plaats van schoenhaken was aan het doek aan beide kanten een metalen strip aangebracht die in
haakvormige lippen in de kettingkastbeugel gehaakt konden worden. Dat maakte een snelle sluiting mogelijk.
|
|
AZ begon als eerste de veterkettingkast als achterhaald te
bestempelen (De Nederlandsche
Rijwielhandel, 1 november 1940)
|
Tijdens de oorlog ontwikkelde Enitor een ander
systeem waarvan de productie pas na de oorlog goed op gang kwam: de kettingkast met spiraalsluiting. Hierbij
zat aan de sluitnaad van het doek aan beide kanten een draadspiraal. Deze twee draadspiralen werden bij het
sluiten van de kast in elkaar geschoven en in de lengterichting met een doorgestoken draadpen geborgd. Deze
kettingkast was een succesvol ontwerp en werd zeker 30 jaar lang op fietsen van moederbedrijf Phoenix en
opvolger PFG gemonteerd, maar ook bij andere merken.
|
Principe van de spiraalsluiting van Enitor, enigszins
vergelijkbaar met een ritssluiting
(Enitor-octrooi nr. 52838, aangevraagd op 1 februari 1940)
|
Pas in 1952
kwam ook De Woerd met een eigen sluitmechanisme voor een kettingkast onder de naam 'Watervlug' op de markt.
Bij deze kettingkast zat aan de onderkant van het doek aan elke kant een stalen sluitdraad die aan het
voorste uiteinde aan een vast punt bevestigd was en aan de achterkant door het omleggen van een hevel
strakgetrokken kon worden, vergelijkbaar met de sluiting van een bierfles in die tijd. Daarbij was de
kettingkastbeugel aan de onderkant zo geprofileerd dat er in de lengte een diepe groef in zat waar de twee
sluitdraden bij het spannen in vielen. Dit handige systeem was niet door De Woerd bedacht maar was een
octrooi van de 33-jarige fietsenmaker en uitvinder Gerrit van Gerven uit Valkenswaard /6/.
|
|
De Watervlug-kettingkast van De Woerd (De Nederlandsche
Rijwielhandel, 5 september 1952)
|
Op 25 juli
1959 vroeg Willemine Looijen-van der Woerd octrooi aan op een sluiting voor een kettingkast waarbij aan de
sluitnaad om en om open haken zaten. Om de kettingkast dicht te trekken werd een stalen pen zigzagsgewijs om
deze haken gelegd. Deze kettingkast die de naam 'Spantoe' kreeg, was makkelijk te openen en te sluiten en
bleef altijd goed op spanning. De sluiting is ook anno 2019 nog dé standaardsluiting voor
lakdoek-kettingkasten.
|
|
Sluiting van de Spantoe-kettingkast in open en gesloten
stand (Nederlands octrooi 105428)
|
|
Groeiperiode
Na de overname van AZ in 1956 werd de AZ-productie van Mijdrecht
naar Barneveld overgebracht. Een zoon van AZ-oprichter Den Hertog ging in de achtergebleven fabriek kinderkleding
produceren, een andere zoon ging als handelsagent voor De Woerd werken /7/. De Woerd ging voortaan onder de naam
De Woerd-AZ Kettingkastenfabriek NV verder en was nu definitief de grootste in Nederland.
In de jaren 50 kwam er meer beweging in het productaanbod van De Woerd. Naast
kettingkasten en jasbeschermers bracht De Woerd het zogenaamde Woerdpootje op de markt, een kickstand die op de
achteras gemonteerd werd. Enkele jaren daarna kwam het eerste windscherm voor peuters die in een kinderzitje
voorop meegenomen werden. Het scherm van transparant kunststof werd met een spanbeugel op het stuur geklemd.
Deze constructie was mogelijk ook gebaseerd op een uitvinding van Van Gerven (octrooi 81023). Terwijl het
Woerdpootje geen lang leven gehad schijnt te hebben maakten kinderwindschermen een kleine vijftig jaar lang deel
uit van het productiepalet van De Woerd.
|
In de jaren 50
begon De Woerd in advertenties de eend uit het eigen bedrijfslogo als "levend"
reclamefiguur te gebruiken, zoals op dit affiche van 1951 (verzameling Fred Vos). De slagzin
"De Woerd vooraan!" stond toen ook op de verpakkingen van De Woerd.
|
Copyright by
Herbert Kuner, © 2019 ...
All rights reserved.
Last update: 02-12-2020
|