|
|
|
De Imco-trommelremmen en de bedrijven van Anton G. Immink |
In de jaren 30 kwamen in Nederland trommelremmen in de mode.
Drie fietsmerken liepen bij de toepassing ervan voorop: Gazelle en Simplex fabriceerden allebei een eigen trommelremnaaf
die alleen voor de fietsen van eigen merk werden gebruikt en Fongers monteerde als Sturmey-Archer-importeur de
trommelremmen van deze Britse naaffabrikant. De SA-naven kwamen ook in de handel zodat andere fietsfabrikanten ze
ook konden toepassen, al gebeurde dat in de eerste jaren niet op grote schaal. Op de Nederlandse markt had
Sturmey-Archer drie concurrenten uit eigen land: British Hub, Perry en Phillips. Maar er was ook één kleine
Nederlandse fabrikant die de dappere poging waagde om met deze kapitaalkrachtige spelers de strijd aan te gaan:
Imco.
De Utrechtse
periode
De NV Metaalindustrie Imco uit Hengelo was het bedrijf van Anton
G. Immink, die oorspronkelijk uit Utrecht kwam waar hij achtereenvolgens wielrenner, fietsenmaker en
autohandelaar was. Immink werd op 21 maart 1870 als zoon van een kantoorbediende in Utrecht geboren. Op
19-jarige leeftijd werd hij lid van de ANWB en begon hij met wielrennen. Toen eind 1893 de Utrechtse wielerclub
'De Zwaluw' werd opgericht sloot Immink zich bij deze vereniging aan. Hij was een verdienstelijke wielrenner,
al werd hij vaker tweede of derde dan eerste.
In de ANWB Kampioen van 25 juli 1893 is een aanwijzing te vinden dat Immink
op een racefiets van Utrechtse makelij reed: een Simplex. Het pas geopende Simplex-depot in Amsterdam maakte in
een advertentie melding van een ongeval waarbij Immink en zijn clubgenoot Spaans betrokken waren en dat Immink's
Simplex-racer redelijk goed doorstond.
|
Simplex-advertentie
uit de ANWB Kampioen van 25 juli 1893
|
Twee jaar
later reed Immink bij een wegwedstrijd van Rotterdam naar Utrecht en terug op een Enfield-baanracer met houten velgen.
Hij werd tweede in de categorie junioren. De laatste vermelding van zijn deelname aan een wedstrijd dateert van oktober
1898, toen Immink met zijn 28 jaar eigenlijk nog te jong was om als wielrenner te stoppen. Hij won toen tijdens de
clubkampioenschappen van 'De Zwaluw' een race over 10 kilometer en een wedstrijd in langzaam rijden over 50 meter.
De reden waarom Immink zijn actieve tijd als wielrenner zo vroeg beëindigde was
waarschijnlijk dat hij toen zelf begon fietsen te verkopen én te bouwen. Al sinds 1885 oefende hij het vak van
fietsenmaker uit. In 1894 trouwde hij met de drie jaar jongere Hendrica Molenbeek en eind 1897 zette hij de stap
naar het ondernemerschap. Hij wilde fietsen fabriceren en had daar ook een concreet idee bij. Het Utrechts
Nieuwsblad van 1 december 1897 schreef:
Onze stadgenoot, de heer A. G. Immink, [...] heeft zich
thans voor eigen rekening gevestigd als rijwiel-reparateur. In zijn eerstdaags te openen atelier zal Immink zich
toeleggen op het vervaardigen van rijwielen, die den naam zullen dragen van 'de Favoriet'. Deze machines zullen
geheel zonder verbindingsstukken worden gebouwd, zoodat ze volgens den heer Immink veel sterker zijn dan andere
machines. Een dames-rijwiel, heel vroeg in dit jaar vervaardigd en volgens dit systeem gemaakt, voldoet aan
gestrenge eischen.
|
Als voorlopig adres vermelde de krant de
Zandhofsestraat 78, een gewoon arbeidershuisje in de Utrechtse wijk Wittevrouwen en het eerste eigen woonadres
van Immink. In 1898 vond hij een onderkomen voor zich, zijn vrouw en zijn zaak in de binnenstad aan de
Wittevrouwenstraat nr. 5. Hier vestigde hij een metaalwerkplaats voor het bouwen en repareren van fietsen en
het repareren van naaimachines. Zijn buren, het Hoog Militair Gerechtshof, waren er niet blij mee en maakten bij
de gemeente herhaaldelijk bezwaar tegen Immink's vergunning maar hadden daarmee geen succes.
Vanaf 1898 noemde Immink zijn zaak 'Rijwielenfabriek De Favoriet'. In de uitgave
'De Versieringen' ter gelegenheid van de troonsbestijging van koningin Wilhelmina in september 1898 plaatste Immink
de hier afgebeelde advertentie voor zijn fietsen, "uitsluitend eigen fabrikaat", waarin hij wederom verwees
naar de frameconstructie zonder verbindingsstukken. Of het daarbij om gelaste of lugloos gesoldeerde frames ging is
niet bekend.
De rijwielfabriek ontwikkelde zich langzaam maar gestaag. Vanaf 1903 begon Immink
regelmatig in het Utrechts Nieuwsblad voor zijn zaak en zijn Favoriet-fietsen te adverteren. Hij bood toen drie
modellen van tussen ƒ 90,- en ƒ 175,- aan, het duurste was voor tien gulden extra ook met 'veerend frame'
verkrijgbaar. Of dit alleen een omschrijving was voor een verende voorvork of dat het frame zelf vering had is
onduidelijk. Daarnaast nam hij in hetzelfde jaar ook het agentschap voor de Duitse Göricke-motorfietsen op zich.
Ook adverteerde hij met successen die op Favoriet-racefietsen bij wegwedstrijden door anderen werden behaald.
In 1904 verhuisde Immink zijn rijwielzaak naar de Ridderschapstraat 1-3, een groot
hoekpand schuin tegenover zijn oude adres waar hij volgens het Utrechts Nieuwsblad de "winkel zowel als de
werkplaatsen naar de eischen des tijds heeft ingericht".
Al een jaar eerder kocht Immink zijn eerste auto en nam hij op zijn Belgische
Red Star-motorfiets deel aan een vierdaagse betrouwbaarheidsrit van de Nederlandse Automobielclub. Zijn interesse
ging in de komende jaren steeds meer uit naar de gemotoriseerde voertuigen. Omstreeks 1906 breidde hij zijn zaak
uit met de verkoop van auto's, naast de handel in fietsen, motorfietsen en onderdelen. Over zijn eigen merk Favoriet
is in die tijd in advertenties niets meer te lezen, maar er worden ook geen agentschappen van andere fietsmerken
genoemd.
|
De autogarage annex rijwielhandel van Immink op de hoek
Wittevrouwenstraat/Ridderschapstraat in een rij van vroeg 18e eeuwse huizen met klokgevel, ca. 1906-1909
(Het Utrechts Archief, catalogusnummer 41454).
Wat deze foto extra interessant maakt is het feit dat Immink er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid
zelf op staat en wel achter het stuur van de auto, samen met een jonge bediende. Het kenteken L149 is op
31 januari 1906 aan A.G. Immink toegekend. Beide personen kijken naar de fotograaf, net als de
vrouw links achter hen, mogelijk Immink's vrouw Hendrica Molenbeek. Op de 1e verdieping waar Immink met
zijn gezin woonde kijkt een jongen naar buiten die veel op de automobilist lijkt. Ten tijde van deze
opname had Immink één zoon, Anthonius Gerardus jr., geboren in 1900. Hieronder twee detailuitsnedes.
|
In oktober 1909 werd de zaak omgezet in de NV Utrechtsche
Auto-Garage v/h Anton G. Immink. Immink werd technisch directeur en legde ƒ 20.000 in. Zijn
compagnon was Gerard Willem baron Taets van Amerongen die ƒ 14.000 inlegde en als administratief
directeur de boekhouding en de correspondentie ging verzorgen. Immink vertegenwoordigde het bedrijf naar
buiten toe en had in geval van onenigheid de beslissende stem. Met deze uitbreiding kreeg Immink's bedrijf
meer armslag. In het vervolg kwamen de panden Ridderschapstraat 2 (tijdelijk) en 4 aan de overkant erbij.
Het hoekpand Ridderschapstraat 1 werd in 1911 herbouwd en kreeg een grote glazen pui die in een
ronding om de hoek doorliep.
Immink verkocht automobielen van voornamelijk Franse makelij. Tegelijkertijd
werden in de werkplaats ook auto-onderdelen en zelfs hele carrosserieën zelf gefabriceerd. Daarnaast zette
Immink verschillende vervoersdiensten op. Vanaf 1911 onderhield hij als een van de eersten in Utrecht een
auto speciaal voor ziekenvervoer. In 1912 begon hij een goederenvervoersdienst tussen Utrecht en de
oostelijk gelegen gemeenten. In 1913 ging deze over op de nieuw opgerichte NV Utrechtsche Auto Personen-
en Goederendienst die diverse geldschieters uit de Utrechtse randgemeenten had. De NV liet nu ook
autobussen naar Vianen rijden. Immink leverde de auto's en had de technische leiding. In het jaar daarop
kwam ook een lijn naar Maarssen erbij.
In 1916 stapte Immink om onbekende reden uit het door hem opgerichte bedrijf
aan de Ridderschapstraat en verhuisde hij met zijn vrouw en zijn twee zonen naar de Prins Alexanderweg 64
in Huis ter Heide vlakbij Zeist. De autogarage werd voortgezet door ene Nico de Bordes tot zij uiteindelijk in
1932 in liquidatie ging en in 1933 werd opgeheven.
Immink zette in 1917 in een fabrieksgebouw aan de Van Reenenweg 93 in Zeist
een metaalbewerkingsfabriek en kopergieterij op. In november 1917 ging hij een compagnonschap aan met Jan Arie
de Jong uit Zeist en werd het bedrijf omgezet in de NV Nederlandsche Constructiewerkplaatsen Orno. Immink's
aandeel bestond uit het inbrengen van de fabriek met inventaris en voorraden ter waarde van ƒ 12.000. De
Jong bracht hetzelfde kapitaal in contanten in en zijn vader als commissaris nog eens ƒ 18.000.
Volgens een folder van vermoedelijk 1918 fabriceerde de NV Orno voornamelijk
auto- en motoronderdelen zodat deze niet meer uit het buitenland moesten komen. Dit idee was ongetwijfeld
ingegeven door de schaarste in verband met de Eerste Wereldoorlog.
|
De activiteiten van Immink in Zeist: links een Orno-folder van
ca. 1918, rechts een advertentie van Immink in de Zeister Courant van 7 februari 1925
|
De boekjaren 1919 en 1920 werden met winst afgesloten, het
kapitaal en de fabriek werden uitgebreid. Desondanks verliet Immink in juni 1920 het bedrijf en kreeg hij
volgens het Algemeen Handelsblad "op de meest eervolle wijze ontslag". Een jaar later was Orno failliet.
Daarna ging Immink op bescheidener voet verder. In oktober 1924 richtte hij bij
zijn woonhuis in Huis ter Heide een autohandel en reparatie-inrichting op onder de firma Anton G. Immink
& Co. Gezien het bedrijfskapitaal van maar ƒ 1.300,- ging het om een kleinschalige activiteit. Eind
1927 volgde alweer de opheffing en verhuisde Immink naar Amsterdam.
|
|
Copyright by
Herbert Kuner, © 2018 ...
All rights reserved.
Last update: 03-01-2019
|