home

 
Navigatie

 


Leko-broche

Firma A.C. Koot - fietsverlichting van Leko tot iku

 

De geschiedenis van de firma A.C. Koot zit vol wisselingen en veranderingen en reikt van een kleine werkplaats voor radio-onderdelen in de Utrechtse wijk Wittevrouwen tot de dochteronderneming van een Amerikaans concern die vanuit een industriegebied in Montfoort de productie van actuatoren voor autospiegels verzorgt. Daartussen lag een langere periode waarin de firma Koot ook fiets- en bromfietsonderdelen produceerde, zoals de bekende Lucia fietsverlichting of de iku kilometertellers.

Leko

Het begon allemaal heel klein in 1923. Toen richtten twee jonge mannen van 23 jaar, Antonius Cornelis Koot en zijn Duitse compagnon Erich Bruno Lehmann, in het bescheiden woonhuis van Koot aan de Goedestraat 66 in Utrecht de firma Leko (Lehmann-Koot) op. De eerste jaren hielden ze zich bezig met de productie van radio-artikelen. In 1919 was het eerste Nederlandse radioprogramma uitgezonden, en de radio was in de jaren '20 een opkomend nieuw product. De verkoop en reparatie van radio's werd vaak gedaan door rijwielhandelaren.

     De productie van radio-onderdelen (complete radio's heeft Leko voor zover bekend nooit gebouwd) begon te groeien en zo verplaatsten Lehmann en Koot hun bedrijf in 1926 naar een klein fabrieksgebouw aan de Abstederdijk 131. Begin 1927 werd het merk "Leko" wettig gedeponeerd. De volgende grotere stap kwam in 1932, toen het bedrijf werd omgezet in een naamloze vennootschap. Lehmann en Koot hadden ieder f 10.000 in de onderneming gestopt en begonnen nu ook met de productie van elektrische fietsverlichting, kort daarna gevolgd door stofzuigers en andere huishoudelijke artikelen.

     Maar de crisisjaren van toen waren geen gunstig moment voor zo'n grote uitbreiding. De firma Leko kwam in financiële moeilijkheden en moest in mei 1934 surséance van betaling aanvragen. Deze werd voor een jaar verleend, en in de zomer van 1935 werd door de Nederlandse en Duitse crediteuren van de NV Leko-Radio tegen betaling van 60 % van de vorderingen finale kwijting geaccepteerd.

 

Leko-advertentie 7-5-1937
Leko Super fietsverlichting (DNR 7-5-1937)

 

Deze moeilijke periode leidde ertoe dat A.C. Koot uit het bedrijf stapte om voor zichzelf verder te gaan. Zijn plaats werd ingenomen door de nieuwe directeur W.M. Tonnon. In de volgende jaren ging het met Leko weer vooruit. Begin 1937 verschenen de eerste advertenties in De Nederlandsche Rijwielhandel. Lehmann maakte daarin reclame voor de Leko Super rijwiellamp met een sterke 3-Watt-dynamo die naast de schijnwerper ook een Leko-achterlicht kon voeden. Daarmee liep Lehmann vooruit op de invoering van het wettelijk verplichte achterlicht per 1 januari 1938.

Leko-advertentie 25-2-1938 Leko-schijnwerper met verklikker (DNR 25-2-1938)

     In dat jaar kwam Leko met een schijnwerper die voorzien was van een rood verklikkerlampje dat verbonden was met het achterlicht. Bij de overige produkten van de Leko-fabriek hoorden toen stofzuigers, vloerzijlwrijvers, elektrische zoemers, de Leko-Bromo-messenslijpmachine en kleinmotoren, enkele jaren later ook strijkijzers, elektrische kookplaten en kleine ventilatoren. Naast Leko voerde men voor fietsverlichting en stofzuigers ook het merk Seller. Van 1938 en 1939 dateren twee Leko-octrooien voor een fietsdynamo en een stofzuiger.

     Tijdens de Duitse bezetting lijkt zich Lehmann, in 1938 genaturaliseerd tot Nederlander, niet bepaald afkerig tegenover zijn voormalige landgenoten te hebben opgesteld. De firma Leko maakte onderdeel uit van de Nederlandse vertegenwoordiging op de grote voorjaarsbeurs van 1941 in Leipzig. Ook een krantenbericht van maart 1941 over een werkpauze-concert in de Leko-fabriek onder auspiciën van de gelijkgeschakelde vakbond NVV en zijn onderafdeeling "Vreugde en Arbeid" spreekt boekdelen. Onder de aanwezigen waren de propagandaleider van Winterhulp Nederland en een gevolmachtigde van rijkscommissaris Seyss-Inquart.

     De Leko-fabriek werd in 1941 uitgebreid, het bedrijfskapitaal werd verhoogd. Tonnon trad af als directeur, de NV werd ontbonden en vanaf 1942 werd de zaak door Lehmann alleen voortgezet. Na de bevrijding kwam de fabriek onder bestuur van de Nederlandse overheid, en in oktober 1946 werd Leko door het Nederlandse Beheersinstituut verkocht aan Van der Heem NV in Den Haag, ondermeer fabrikant van elektrische huishoudelijke apparaten onder het Stokvis-merk Erres.

 

nieuwe fabriek A.C. Koot
Het eerste fabrieksgebouw van A.C. Koot in 1935 (Koot Nieuws 15-5-1954)

 

Fako - de firma A.C. Koot

Toen Koot eind augustus 1935 uit het compagnonschap met Lehmann was gestapt ging hij meteen aan de slag om een nieuw bedrijf op te zetten. Hij kocht een stukje tuingrond aan de Meerndijk 129 in De Meern bij Utrecht en richtte daar in een maand tijd een klein en eenvoudig fabrieksgebouw van staalbalken en asbestbeplating op. Begin november kon met de productie worden gestart. Het eerste artikel was – passend bij de tijd van het jaar – een zogenaamde schaatsschoen: een overschoen met schaats eraan, die over de gewone schoenen heen aangetrokken werd. De schaatsschoen verkocht zeer goed. Koot was ook van plan om fietsverlichting (dynamo met koplamp) te produceren, maar dat was ingewikkelder en zou uiteindelijk nog tot 1939 duren.

 

de eerste order
De eerste order schaatsschoenen, 1935 (Koot Nieuws 15-6-1954)

 

Toen het schaatsseizoen voorbij was had Koot moeite om andere producten te vinden die de fabriek, waar naast enkele werknemers ook zijn vrouw meehielp, het hele jaar door draaiende konden houden. Een richtingaanwijzer voor fietsen vond te weinig aftrek. Andere produkten konden deels vanwege de beperkte financiële en productiemogelijkheden niet gemaakt worden. Met wat opdrachten van derden hield men het hoofd moeizaam boven water.

     Het begon pas weer financieel beter te gaan toen het wettelijk verplichte achterlicht in zicht kwam. Elke nieuwe en oude fiets moest een achterlicht krijgen, en dat bood volop afzetkansen. Koot ontwikkelde in 1937 een achterlicht, kocht wat machines erbij en verhoogde het aantal medewerkers naar 14. In oktober 1937 deponeerde hij het merk Practicus, en onder die naam kwamen de nieuwe achterlichten in de handel. Er werden vele overuren gedraaid en vanwege de te krappe ruimte werd ook het naast de fabriek gelegen woonhuis van de familie Koot als magazijn en montagewerkplaats ingericht: woonkamer, keuken, gang, zolder - niets bleef gespaard.

     De drukte door de grote vraag naar achterlichten duurde anderhalf jaar. Toen werd het, mede door de grote concurrentie, steeds moeilijker om nog veel op de achterlichten te verdienen. Koot was op de achtergrond bezig met voorbereidingen voor de productie van zijn eerste fietslamp en dynamo, maar dat kostte nog tijd. Ter overbrugging werden slaghoedjes en andere onderdelen voor het Nederlandse leger geproduceerd, dat door de oorlogsdreiging met een verhoogde vraag zat.

 

de eerste Koot-rijwiellamp
Eerste Koot-rijwiellamp, 1939 (Koot Nieuws 15-4-1955)

 

Uiteindelijk kreeg Koot het in 1939 alsnog voor elkaar dat de eerste eigen fietsverlichting geproduceerd kon worden. Daarvoor moest hij enkele productiestappen uitbesteden, en ook de verkoop werd aan een handelsfirma overgelaten die de lamp onder eigen naam op de markt bracht. Het uitbreken van de tweede wereldoorlog in september 1939 gooide echter roet in het eten. De grote Duitse fabrikanten van fietsverlichting konden hun voor de export naar verre landen bestemde voorraad niet meer kwijt en dumpten die ondermeer in Nederland. De prijs ging omlaag, en Koot zegde het contract met zijn vaste afnemer uit onvrede op. Hij nam een eigen vertegenwoordiger in dienst en probeerde zo de lampen onder het nieuwe, eigen merk "Fako" (Fa. Koot) te verkopen, wat in het begin vrij moeizaam ging. Maar op den duur lukte het, ook door beginnende schaarste. Bovendien kwam voor de firma Koot in 1941 een nieuw artikel bij: het Fako afschermplaatje dat ter verduistering in de koplamp achter het glas geplaatst kon worden. Deze verduistering van voertuigverlichting was in verband met de oorlogvoering voorgeschreven. De vraag naar deze afschermplaatjes was uiteindelijk zo groot dat Koot nieuw personeel in dienst moest nemen en met een 3-ploegen-dienst de machines 24 uur per dag moest laten draaien.

 

Fako oorlogsverduistering
Fako afschermplaatje, uitsnede uit een advertentie van 1941 (Koot Nieuws 15-5-1955)

 

Hoe langer de oorlog duurde hoe moeilijker het werd om nog aan voorraden te komen. Om materialen toegewezen te krijgen en het personeel te kunnen houden zou Koot opdrachten voor de Wehrmacht moeten aannemen, maar dat probeerde hij zoveel mogelijk te ontwijken. Zo kwam het bedrijf vrijwel stil te liggen. In het geheim bouwde Koot nog wat kleinschalige windgeneratoren en werden van afvalstukken blik rood-wit-blauwe en oranje speldjes in de vorm van een margriet gemaakt, die na de bevrijding in de omgeving van Utrecht goed verkochten.

     Na mei 1945 moest Koot, net als andere fabrikanten ook, in Den Haag materialen toegewezen zien te krijgen. Maar de productie van fietsverlichting had nog geen hoge prioriteit, en menige fabrikant die zich tijdens de oorlog minder weerbarstig had opgesteld en daardoor nog over meer productiemiddelen beschikte, werd door Den Haag nu voorgetrokken omdat hij met minder hulp alweer een dringend benodigd artikel kon fabriceren.

     Zo bedacht Koot een ander artikel waarvoor hij van het Rijksbureau in Den Haag wel de nodige materialen toegewezen zou krijgen: hij bracht een offerte uit voor het produceren van oliebranders voor de seinpalen van de Nederlandse Spoorwegen en kreeg hiervoor orders. Een ander goed lopend artikel waren geoctrooieerde huishoudweegschalen die Koot in licentie ging maken. Hij slaagde er zelfs in dit artikel te exporteren, wat onder de economische omstandigheden van toen zeer welkom was. Het was voor Koot het eerste exportartikel, later zouden veel meer producten uit zijn fabriek de grens overgaan.

 

Fako-verlichting, 1948
Fako rijwiellamp, 1948

 

Met dit en ander werk werd de naoorloogse schaarsteperiode overbrugd, tot geleidelijk de materiaalkrapte minder werd en Koot ook weer fietsverlichting kon gaan produceren. De eerste naoorlogse Fako-lamp werd in 1948 met de leus "geen zon... tóch dag" aangeprezen. De vraag hierna was groot, zodat de firma A.C. Koot al gauw weer met ruimtegebrek zat zoals ook al in 1940. Uitbreiding op de bestaande locatie was onmogelijk, het terrein uit 1935 was inmiddels helemaal volgebouwd. Bovendien was er nog een probleem: er was in De Meern geen vrouwelijk personeel voor het montagewerk meer te vinden, en de meisjes in Utrecht konden in de stad voldoende werk vinden zodat ze geen reden hadden om in De Meern te komen werken.

Fako rijwielverlichting, Oudegracht 84, Utrecht

Bedrijfspand van de fa. Technische Industrie A.C. Koot aan de Oudegracht 84, Utrecht (Utrechts Archief)

 

Fako advertentie 28-7-1950 (DNR)

Een van de laatste Fako-advertenties (DNR 28-7-1950)

 

Koot moest het op een nieuwe locatie proberen. In deze periode valt de oprichting van een nieuw bedrijf door A.C. Koot en zijn plaatsgenoot J.M. Kluun. Met een kapitaal van f 100.000 werd in de zomer van 1948 aan de Vogelenzangweg in Rhenen de NV Nederlandse Fabriek van Rijwielonderdelen opgericht, waarvan Kluun directeur werd en Koot commissaris. Maar na een jaar ging deze onderneming alweer in liquidatie, over de achtergronden is niets bekend.

     Van langere duur was een andere uitbreidingspoging van Koot: hij slaagde erin om midden in Utrecht beslag te leggen op de voormalige rijwielstalling van C.A. van den Berg aan de Oudegracht 84, en later verwierf hij het hele pand. Hier kon nu de complete montage, de expeditie en de galvanische afdeling ondergebracht worden. De rest van de fabriek bleef in De Meern, van waaruit de halffabrikaten naar Utrecht vervoerd moesten worden.

     De problemen voor de fa. Koot leken nu minder te worden, maar opgelost waren ze nog niet. Zo ging de toelevering van materialen nog steeds erg traag, wat een aanslag op de liquiditeit van de onderneming betekende. Want er moesten voorraadbuffers worden aangelegd, en soms werd ook vooruitbetaling verlangd. Een andere moeilijkheid waren kwaliteitsproblemen omdat niet altijd de gewenste materialen en kwaliteiten geleverd konden worden. Zo moesten een keer enkele tienduizenden dynamo's worden afgekeurd omdat de asjes in de magneten loslieten – de juiste materialen voor het vastzetten waren niet beschikbaar geweest en dus had men een alternatieve oplossing bedacht die toch niet bleek te werken.

     Daar kwam begin 1949 een nog groter probleem bij: de inhaalvraag naar fietsverlichting viel onverwacht weg, de achterstand in de markt bleek ineens ingehaald te zijn. Maar Koot had bij de toeleveranciers al bestellingen voor het hele jaar gedaan die niet meer teruggedraaid konden worden. Bovendien werd de handel nu veel kritischer – men kon weer kiezen, en door de kwaliteitsproblemen met de Fako-verlichting in de afgelopen periode was deze nu ineens helemaal niet meer zo gewild. De firma Koot kwam in grote financiële problemen. Er volgden ontslagen en Koot moest surséance van betaling aanvragen.

     Een van de eerste stappen om de problemen op te lossen was dat Koot de merknaam Fako liet vallen. Er kleefde inmiddels binnen de rijwielhandel een te negatief imago aan. In plaats hiervan werd de merknaam Lucia bedacht en in juli 1950 gedeponeerd. De verkoop van fietsverlichting ging weer geleidelijk omhoog, en daarnaast kon een deel van de materiaalvoorraden door draai-, trek- en stanswerk voor derden in contanten worden omgezet waardoor het bedrijf er weer bovenop kwam. De invoering van de merknaam Lucia ("koningin van het licht") markeerde een keerpunt in de geschiedenis van de firma A.C. Koot. Na 15 jaren van moeilijkheden, tegenslagen en behelpen zou nu een tijd van groei aanbreken.

 

 

Copyright by Herbert Kuner, © 2009 ...
All rights reserved.

terug

Last update: 18-2-2009