|
|
|
|
|
|
Wie
zette Utrecht op de fiets? |
De pioniertijd van het wielrijden in Utrecht duurde van omstreeks
1880 tot 1896, en de belangrijkste persoon uit die periode was de Engelsman Charles
Bingham. Na zijn vertrek uit
Utrecht, en iets later ook dat van de door hem opgerichte rijwielfabriek Simplex, ontwikkelde zich de rijwielhandel
als een jonge bedrijfstak en begonnen steeds meer gewone mensen het fietsen te leren en een eigen fiets te kopen.
Deze ontwikkeling verliep in Utrecht niet anders dan in andere grote Nederlandse plaatsen, zodat dit artikel een
beeld schetst dat ook voor Nederlandse steden in het algemeen geldt.
|
|
Advertenties van vier Utrechtse fietsenverkopers bij elkaar op een pagina van het
Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad, 12 juli 1896. Engelse en Amerikaanse merken domineren het beeld bij
deze en andere advertenties. |
De eerste
rijwielhandelaren
Wie de eerste echte rijwielzaak in Utrecht dreef is niet bekend. De
eerste wielrijders zoals Bingham, Kol en anderen zullen hun hoge bi's bij een handelaar gekocht hebben die deze
fietsen "erbij" deed. Maar de vraag naar rijwielen nam al in de 1880er jaren sterk toe. Fuchs en Simons
citeren in "Vort, in't zadel, kameraden" de ANWB Kampioen van 1887, waarin een anonymus herinneringen
ophaalt van hoe het in Utrecht toeging:
Het was in die dagen, dat een der
groote winkeliers op de Oude Gracht het goede denkbeeld kreeg om zijne machines te verhuren, waardoor hij het rijden
flink in de hand werkte. Zoodra had het publiek daarvan geen kennis gekregen, of jong en oud, gegoede en minder
gegoede, dames zoowel als heeren, maakten daarvan gretig gebruik en zoo groot was de toeloop, dat men twee, drie
dagen te voren de machines moest bespreken, wilde men niet teleurgesteld worden. Evenals in een stalhouderij de
paarden, zoo hadden de rijwielen elk hun afzonderlijken naam en de winkelbedienden zaten tot laat in den nacht te
wachten op de "spin" of de "rot" of de "ooijevaar", welke nog niet "binnen"
waren. Niet zelden ook gebeurde het, dat de vurige berijders van deze machines er hunne nachtrust aangaven, en bleven
ronddolen tot aan den vroegen morgen. Er heerschte in den waren zin van het woord een wielrijderskoorts, waarvan
slechts weinigen verschoond bleven.
Deze aandrang zal natuurlijk ook met de hoge
aanschafprijs van een nieuwe hoge bi te maken gehad hebben, huren is dan een stuk aantrekkelijker.
In de plaatselijke adresboeken stonden vroeger behalve de inwoners in alfabetische
volgorde, ook alle bedrijven, ambachtslieden, winkels enz. op rubriek vermeld – de voorloper van de huidige Gouden
Gids. In de Utrechtse adresboeken verschenen de "handelaren in rijwielen" voor het eerst in de uitgave
1891/92 onder eigen trefwoord. Het waren er zes, waarbij inbegrepen de Simplex-fabriek, toen nog gevestigd aan de
Leidscheweg 16 in Utrecht. Simplex fabriceerde vanaf 1890 fietsen en zal ze ook aan particulieren verkocht hebben –
een tussenhandel bestond immers nog bijna niet. Wie waren dan de anderen die zich expliciet met het nieuwe sport- en
vervoermiddel met twee wielen gingen bezighouden?
Globaal gezegd waren er drie soorten ondernemers die zich op rijwielen toelegden:
smederijen, handelaren in huishoudelijke apparaten en startende winkeliers. De smederijen en de handelaren in
kachels, verlichting, keukeninrichting, naaimachine's, brandkasten enz. handelden beide soms nog in metaalwaren. Op
het platteland was dit overigens allemaal vaak in één zaak verenigd, ook nog tot ver in de 20e eeuw. Maar in steden
waren de zaken vaak meer gespecialiseerd.
Een voorbeeld van een rijwielhandelaar van het eerste uur is H. Lairitz-Deumer, die aan
de Voorstraat een "magazijn van naai- en breimachine's, velocipèdes en machinale brei-inrichting" dreef.
Een rechtstreekse concurrent hiervan was de firma J.A. Deumer-Cramer, gevestigd aan de Lange Viestraat 38. Ook dat
bedrijf handelde in naai- en breimachines, waaronder die van naaimachinefabrikant Dürkopp uit het Duitse Bielefeld.
Dürkopp was in 1885 als eerste in die plaats begonnen met de fabricage van hoge bi's en safeties, en Deumer-Cramer
verkocht deze rijwielen vanaf het seizoen 1891 in Utrecht. Daarvoor werd een "Fahrräder Catalog" uitgegeven
met de naam Deumer-Cramer op de voorpagina, en daarachter de gewone Duitstalige catalogus van Dürkopp.
Bij de vroege rijwielhandelaren die van oorsprong smederijen waren vinden we bijvoorbeeld
de firma J.J. Goettsch, welke zo groot was dat er ook in allerlei apparaten gehandeld werd. Voorbeelden van mensen die
"uit het niets" een rijwielhandel begonnen om in deze jonge bedrijfstak een bestaan op te bouwen zijn
A. Wölcken, F.F. Schwager (die later rijwielfabrikant werd) of W.F. Emmelot.
|
|
Rijwielscholen
Emmelot en Goettsch hebben een ding gemeen: ze openden allebei in
1896 een rijwielschool, net als rijwielhandelaar T.H. Janssen, Potterstraat 11. Wie van deze drie de primeur
had is niet met zekerheid te zeggen, maar geclaimd werd deze in ieder geval door J.J. Goettsch in een advertentie
van zaterdag 11 juli 1896: "De eerste Utrechtsche wielrijschool van de firma J.J. Goettsch wordt a.s. maandag
geopend. Biltstraat no. 97. Onderricht op elk uur van den dag mits te voren besproken, daar reeds vele uren
besproken zijn." J.J. Goettsch was een oud en relatief groot bedrijf, en de rijwielschool was op 2000
vierkante meter ruim opgezet. Dat was bij Emmelot en Janssen vermoedelijk niet zo: het waren gewone fietsenmakerijen
die al een jaar later weer uit de lijst van rijwielschoolhouders verdwenen. (Emmelot omdat hij zijn wielrijschool had verplaatst
naar zijn filiaal aan de Hoogeweg 15 in Zeist.) Hetzelfde geldt voor rijwielhersteller
J.P. Smit, die in 1898 een rijwielhandel met wielrijschool op het adres Achter den Dom 12 opende maar deze
poging na een jaar alweer staakte.
|
|
Eerste Utrechtsche Wielrijschool van J.J. Goettsch, Maliebaan 35
(tegenwoordig Maliebaan 71), omstreeks 1903 (foto: Utrechts Archief)
|
Serieuze concurrentie kreeg de firma Goettsch nog in 1896 door Aris Vestdijk. Hij opende zijn Utrechtsche Wielerrijschool
met een oppervlakte van 1000 vierkante meter op 1 november 1896 aan de Maliebaan 35 (tegenwoordig Maliebaan 71). Leerlingen konden al vanaf
1 oktober inschrijven voor f 10,- "tegen kwitantie-diploma voor onbepaald aantal lessen". Ook voor
dames werd daar les gegeven, gescheiden van de lessen voor mannen. De belangstelling van een bredere bevolkingslaag dan
de rijke jongemannen uit de pionierjaren, om het fietsen te leren, moet groot geweest zijn. Maar nog steeds had het
(leren) fietsen allure en was de gewone man of vrouw er nog niet aan toe. Het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad
schreef naar aanleiding van de opening van Vestijk's rijwielschool:
Wij waren in de gelegenheid een kijkje te nemen in de
wielerrijschool van den heer Aris Vestdijk, Maliebaan 35, die heden morgen om 10 uur werd geopend. Het is
eene ruime, helder verlichte zaal, flink en degelijk en met groen versierd. De vele gloeilampen die er hangen, zullen
het gebouw des avonds ruimschoots kunnen verlichten. Men staat er van verbaasd dat dit alles in zoo korten tijd is
tot stand gekomen; ruim een maand geleden groeiden nog boomen op die zelfde plek. In de zaal bevindt zich een buffet,
waar men zich, zoo noodig, kan verfrisschen en gemakkelijke Japansche stoeltjes, om dito tafeltjes geschaard, noodigen
uit tot zitten. In het voorgedeelte van het perceel bevinden zich de magazijnen die er keurig uitzien; vele fraaie
rijwielen, zoowel met metalen als met houten vellingen, zijn daar aanwezig; ook werd ons een wiel getoond, dat in
hoofdzaak van bamboe was vervaardigd, en dat er fraai uitzag. Verder zijn er nog een werkplaats, kantoor en elegant
ingerichte dames kleedkamer, in 't kort de wielerrijschool voorziet in alle gemakken, die men in dezen tijd van
eene zoodanige inrichting kan eischen. Wij twijfelen niet of de heer Vestdijk zal met zijne onderneming succes hebben.
|
|
boekje van A. Vestdijk met aanbevelingen voor
de leerlingen-wielrijders
(Scan: Theo Overvliet)
|
|
Dat laatste bewaarheide zich niet. Vestdijk werd al in 1898 als eigenaar van de rijwielschool afgelost door J.C. Marée,
en een jaar later nam J.J. Goettsch de school over en verplaatste zijn eigen rijwielschool naar de Maliebaan. Naast de
"Utrechtsche school voor wielrijden" zoals Goettsch deze voortaan noemde, waren er uiteindelijk nog twee
concurrenten: rijwielgrossier Willem Gerth die zijn school in 1897 in een zaal in park Tivoli aan de Kruisstraat inrichtte
maar zijn leerlingen vanaf 1898 gewoon in zijn zaak aan de Trans 11 liet oefenen, en de Simplex-rijwielschool,
opgericht in 1898 aan de Biltstraat 23.
Deze drie scholen bleven een aantal jaren naast elkaar bestaan. Het adres van de rijwielschool
van J.J. Goettsch veranderde in 1904 door een omnummering in Maliebaan 71 en kwam tegelijkertijd in handen van de
firma L.R. Goettsch & Co. Toen deze in 1909 werd opgeheven hield ook de rijwielschool op te bestaan. Het pand diende
vervolgens decennialang als huisvesting voor een garagebedrijf. Tijdens de 1e wereldoorlog hief Gerth zijn school op om zich
voortaan uitsluitend op zijn grossierderij te concentreren, en het Simplex-filiaal ging rond dezelfde tijd verder als
"Simplex Garage". Er was geen grote behoefte meer aan fietslessen - de mensen leerden het inmiddels wel zelf.
|
militaire wielrijders voor de garage/wielrijschool van Simplex aan de
Biltstraat 23 (omstreeks 1900 - 1910)
|
Ontwikkeling van de detailhandel in rijwielen
Bekijken we de ontwikkeling van de fietsenzaken in Utrecht naar aantallen,
dan zien we vanaf de beginjaren tot 1916 een relatief gelijkmatig stijgende lijn. Onder invloed van de 1e wereldoorlog
stagneert het aantal fietsenmakerijen tussen 1916 en 1920 bij een kleine 80 winkels. In der periode 1920 tot 1940 zijn
drie fases te onderscheiden: een sterke groei van 1921 tot 1927 (ruim 130 winkels), daarna stagnatie tot 1934, en vervolgens
opnieuw een sterke groei tot liefst 193 winkels in 1940! De eerste groeispurt is te verklaren door de sterke toename van de
fietsverkopen in Nederland in die jaren, terwijl de stagnatie vooral aan de economische crisis te wijten is. De extreme groei
in de tweede helft van de jaren '30 heeft niet zozeer met een zekere economische opleving te maken als met het feit dat in
die jaren veel mensen een eigen zaak begonnen omdat werk in loondienst niet zo makkelijk te vinden was. Het leverde een dicht
net van kleine fietsenwinkels op waar een gezin moeilijk van kon leven. Het maximale aantal winkels zal in werkelijkheid
overigens misschien wel meer dan 200 bedragen hebben, omdat de vermeldingen in de adresboeken niet altijd volledig blijken
te zijn.
Na de oorlog liep het aantal fietsenmakerijen weer snel terug naar zo'n 120, om vervolgens
geleidelijk steeds verder te dalen na iets meer dan 30 stuks in 2006. De oudste nog bestaande zaak dateert overigens van
1905.
|
Ansichtkaart van ca. 1900: J.J. Goettsch als agent voor Peugeot-automobielen
voor Utrecht
en omstreken, met op de achtergrond de Catharijnebrug en de dom (Scan: Bob Verheul)
|
Filialen
van rijwielfabrieken
Onder de rijwielhandelaren van Utrecht zaten vroeger ook een aantal
filialen van bekende rijwielfabrieken. Zo leidde A. Smoorenburg rond 1900 in de Schoutenstraat 8 een filiaal van
Rijwielenfabriek Wilhelmina uit Zeist. De winkel van P.G. Delfgaauw werd in 1915 aangeduid als filiaal van De Vierkleur
uit Den Haag, en aan de Voorstraat 8 zat vanaf 1916 een Hima-magazijn. Maar de belangrijkste filialen waren die van
Fongers, Burgers en Simplex.
Toen duidelijk was dat de Simplex-fabriek uit Utrecht zou vertrekken opende Simplex in 1895
een rijwieldepot aan de Lijnmarkt 14 met J. Grapendaal als depothouder. Op deze wijze kon men de klanten ter plaatse zelf
blijven bedienen. Met de opening van de eigen rijwielschool in 1898 verhuisden ook de activiteiten van de Lijnmarkt mee
naar de Biltstraat. Beheerder van deze vestiging was jarenlang L.M.E. Renes. Met de opheffing van de school werd het filiaal
door Spoelstra & Hogeweg voortgezet als "Simplex garage" waar fietsen en motorfietsen gekocht, gehuurd en ter
reparatie gebracht konden worden. In april 1927 verhuisde de Simplex-garage (inmiddels firma Spoelstra & Stück) naar de
Vinkenburgstraat 28 en in 1932 volgde de opheffing van het filiaal.
|
Het Burgers-filiaal van G. Volkers, ca. jaren '20. Volkers had in
het rechter raam het Burgers-
logo van toen met de IJsselbrug (Deventer) erin nagemaakt. Foto: Sipke Paulides
|
Het Burgers-filiaal was in
handen van Gerrit Volkers, zoon van een smit uit Zutphen. Volgens de
overlevering vestigde hij zich op speciaal verzoek van rijwielfabriek
Burgers in Utrecht om daar een rijwielhandel te beginnen. Hij betrok
daarvoor in 1897 een nieuw pand aan de Nobelstraat 20, hoek Lange
Jufferstraat. Lange tijd was
Volkers de enige die in Utrecht Burgers-rijwielen mocht verkopen. Volkers
overleed in 1943 en daarmee eindigde ook de aanduiding van de zaak als
"Burgers-filiaal". De fietsenmakerij werd toen voortgezet door
de voormalige knecht van Volkers, Sander Koppen.
Ten slotte nog het
Fongers-filiaal dat omstreeks 1897 aan de Neude 12 werd ingericht. Anders
dan bij het Burgers-filiaal was niet de filiaalhouder (A. A. Kramer)
eigenaar van de zaak maar Fongers zelf. In 1923 moest een rij huizen aan
de Neude plaats maken voor het nieuw te bouwen hoofdpostkantoor, waaronder
ook de Fongers-winkel. Na twee tussentijdse adressen kwam het filiaal
uiteindelijk op het adres Neude 29 terecht. Filiaalhouder was inmiddels
Johan den Heijer, en in 1936 werd hij zelfs eigenaar toen Fongers de zaak
uit handen gaf. Fongers-fietsen waren toen binnen Utrecht niet meer
exclusief aan de Neude verkrijgbaar. Den Heijer zette de winkel nog tot
1954 voort als "Fongers Rijwielmagazijn" en ging toen met
pensioen.
Bronnen en dank:
Utrechts Archief, Sipke Paulides
|
Copyright by
Herbert Kuner, © 2007 ...
All rights reserved.
Last update: 07-09-2007
|